DE “WERBATA” KAARTEN (door Michael A. Newton) Voor het verrichten van verschillende vormen van historisch onderzoek, zoals de ontwikkeling van een stad, kunnen naast literatuur en archiefdocumenten ook historische kaarten waardevolle gegevens opleveren. Vanaf de 17e- eeuw zijn er diverse fraaie en waardevolle kaarten gemaakt van de Antilliaanse eilanden. De eerste kaart van Curaçao waarop de vorm van het eiland correct stond afgebeeld werd ‘pas’ in 1816/1817 vervaardigd in opdracht van de toenmalige gouverneur. Vóór die tijd werd het eiland meestal te ‘gekromd’ weergegeven. Op deze “Manuscript-kaart van het eiland Curaçao” staan voor het eerst ook plantages en landhuizen aangegeven. De kaart was vervaardigd door de op Curaçao gestationeerde genie-officier, kapitein-ingenieur H. J. Abbring. Ondanks het bestaan van diverse kaarten wist men omstreeks 1900 niet exact hoe Curaçao verdeeld was onder de verschillende eigenaren. Kaarten van domeinbezit waren ofwel nooit gemaakt ofwel onvoldoende bijgehouden. Een kadaster bestond niet. Van particuliere bezittingen bestonden meestal wel oude rooibrieven opgemaakt bij de aankoop, vererving of hypotheekverlening, maar in het dagelijks leven speelden die geen rol. Een stadsbewoner verwees gewoon naar het nummer van zijn perceel en een plantagebezitter beschreef, zoals reeds eeuwen gebruikelijk, zijn terrein door de omliggende plantages te noemen. De noodzaak om te komen tot gedetailleerdere kaarten kwam echter uit een andere hoek. Op initiatief van de sterk in de landbouw geïnteresseerde Gouverneur De Jong van Beek en Donk, begon men in 1904 met het herstel van de na de emancipatie (1863) grotendeels verwaarloosde dammen en de aanleg van een reeks nieuwe dammen waardoor de watervoorziening voor de landbouw kon worden verbeterd. De in de 18e- en 19e eeuw gemaakte kaarten waren niet gedetailleerd genoeg om te kunnen gebruiken. Daarnaast waren de voor de damaanleg zo belangrijke hoogteverschillen en hoogtevervallen slechts met gewassen tinten (hoe donkerder ingekleurd hoe steiler) aangegeven. Om met beleid de dammen op de beste plaatsen te kunnen aanleggen besloot de regering de eilanden topografisch te laten opnemen. Hiervoor arriveerde in 1906 de bij de Topografische Dienst van Nederlands Indië in dienst zijnde topograaf J. V. D. Werbata, voorzien van een volledige uitrusting aan meet- en tekeninstrumenten , op Curaçao. In Nederlands Indië had men veel ervaring opgedaan met het in kaart brengen van de vele eilanden aldaar. De uit Nederland afkomstige Kapitein L. Lens nam de triangulatie voor zijn rekening. Dit laatste betekende dat er een fictief net van driehoeken met in totaal 45 driehoekspunten over het eiland gelegd werd. Als driehoekspunt werden meestal bergtoppen uitgekozen daar die van verschillende zijden goed zichtbaar zijn. Bij een latere triangulatie zijn op de driehoekspunten de bekende zwart/wit gestreepte betonnen paaltjes geplaatst. Vanuit de berekende lokatie van de driehoekspunten kon vervolgens de rest van het gebied binnen die driehoek gedetailleerd worden opgemeten. Om nauwkeurige kaarten te kunnen maken, vooral in verband met de geaccidenteerdheid van het terrein, was besloten dat de kaarten zouden worden vervaardigd op schaal 1 : 20.000. In 1907 was de triangulatie gereed en in 1908 konden reeds enkele bladen, na opmetingen door Werbata, naar de drukkerij in Nederland worden gestuurd. In 1909 was Werbata gereed en vertrok weer naar Indië, na de Curaçaoënaar Jonckheer opgeleid te hebben die in samenwerking met Lens de overige eilanden in kaart zou gaan brengen. In 1911 verscheen bij J. Smeulders & Co in Den Haag de “Topographische kaart van Curaçao“ in 18 bladen van 46 x 46 cm; tegenwoordig bekend als de “Werbata kaarten”. Deze prachtige, zeer gedetailleerde kaarten in kleur zijn wat nauwkeurigheid betreft nooit verbeterd door de latere topografische kaarten van het eiland, vervaardigd met behulp van luchtkartografie. Zo maakte Werbata bijvoorbeeld voor gebouwen, door middel van kleur en tekenwijze, onderscheid in ‘steenen gebouwen’, ‘houten gebouwen’ en ‘leemen hutten’. Voor omheiningen of erfscheidingen maakte hij onderscheid in ‘steenen muren’, ‘planken omheining’, ‘steenen afsluiting’ (=slavenmuur) of ‘leevende heg’. De kaarten zijn derhalve uiterst informatief voor historisch onderzoek. Wat de Werbatakaarten tevens van belang maakt is het feit dat ze getekend werden vlak voordat de olie-industrie naar Curaçao kwam en het beeld rond het Schottegat met zijn vele landhuizen en plantages drastisch veranderde. Behalve van het gehele eiland werd door Werbata ook een kaart gemaakt van het Stadsdistrict, waarop de oude gebouwen in de stadsdelen Punda, Pietermaai, Scharloo en Otrobanda staan aangegeven. Deze verscheen in 1912 op schaal 1 : 5000 in 2 bladen. In datzelfde jaar verscheen de topografische kaart van Aruba, schaal 1 : 20.000 in 8 bladen; in oktober 1915 die van het Nederlandse gedeelte van St. Maarten in 2 bladen en die van St. Eustatius in 1 blad. Tenslotte verscheen in 1916 de topografische kaart van Bonaire in 10 bladen. Van het eiland Saba werd helaas geen kaart vervaardigd. Alle Werbata kaarten zijn onlangs door Harrie Verstappen (tel. 864.8012) op 2 CD Rom’s gezet. Deze zijn te verkrijgen bij het Maritiem Museum en Mensing’s Caminada; zoek voor meer informatie naar "werbata" op www.curassow.com. Bronnen: Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indie, Den Haag, 1914-1917 Newton, Michael A., Architectuur en bouwwijze van het Curaçaose landhuis, Delftse Universitaire Pers, 1986 Soest, J. van, Olie als Water. De Curaçaose economie in de eerste helft van de twintigste eeuw, Zutphen, 1977 Werbata, J.V.D., De topografische opneming van de Benedenwindsche eilanden (Kolonie Curaçao); In: Jaarverslag van de Topografische Dienst in Ned.-Indie, 1907 Werbata, J.V.D., De topografische opneming van het eiland Curaçao; In: Jaarverslag van de Topografische Dienst in Ned.-Indie, 1909